Otto

Blog 8

Het is alweer even geleden dat mijn vorige blog online kwam. Ik vond de moed niet om te schrijven. Het werk weer oppakken slokte al m’n energie op. En soms is het spannend om terug te gaan naar momenten. Het is bijna 2 maart. Zijn jaardag. Ik wil zijn verhaal vertellen en daarom schrijf ik verder. Ik vertel niet alles over al het bezoek, omdat dat ook persoonlijk is van alle lieve mensen om ons heen.

We nemen het tot ons. Het is goed zo. Anderhalf uur mocht Otto onze liefde voelen, mochten we hem koesteren.

De zuster en de verloskundige gaan rustig aan het werk. Er wordt een beetje huid afgenomen voor genetisch onderzoek en daarna krijgt Otto z’n kleertjes aan. Ik word opgefrist en op mijn bed maken ze afdrukjes van zijn handjes en voetjes.

We houden Otto nog vast en leggen hem daarna in het mandje. Ik stop hem toe. Moederlijk instinct. Ouderlijke liefde. Zorg die je wilt geven.

Ik stop hem toe met een mooi hydrofiel lakentje met zijn naam erop en daarover een prachtig dekentje, gemaakt door een tante van Jan Peter. Liefde zit in alles.

En dan is het stil. We bellen onze ouders, broers en zussen. Versturen het bericht over zijn geboorte.

En langzaam wordt het dag.

Mijn ouders mogen langskomen met onze oudste twee kinderen. We zien ernaar uit om hen te zien. Om hen te omarmen, om hun Otto te laten zien.

Jan Peter haalt hen op bij de ingang. Ik voel de spanning in mijn buik. Hoe gaan ze reageren op hun broertje? Als Julie en Alexander binnenkomen, klimmen ze bij mij op bed. Ze bewonderen Otto. ‘Wat heeft hij lieve vingertjes,’ zegt Julie. Alexander vindt het veel spannender om naar hem te kijken. Maar ik vind het mooi, mooi dat Julie eerst dat soort dingen ziet in plaats van hoe zijn hoofdje is. Het verdriet verscheurt. Zeker wanneer mijn vader Otto vasthoudt. Want hoelang is hij zelf nog hier, zo ernstig ziek.

Na hun vertrek komt de verpleegkundige weer langs, eerder had ze beschuit met muisjes gebracht. Ze hebben overleg gepleegd. Eigenlijk mag ik vanwege mijn bloeddruk nog niet naar huis, maar door de omstandigheden wordt er een uitzondering gemaakt, onder voorwaarden dat mijn eigen verloskundige controles doet komende week. Daar gaan we graag mee akkoord. We pakken onze spullen in. En dan komt het allermoeilijkste: de deksel op het mandje. Het mandje dicht. Jan Peter haalt de auto en de verpleegkundige rijdt mij naar beneden. Via de spoedingang mogen we naar buiten. Het mandje met mijn lieve Otto rust op mijn schoot.

De terugreis beleef ik in een waas. Ik weet niet hoe ik deze dagen moet doorkomen. Eenmaal thuis zetten we eerst het mandje van Otto op de standaard. De poster met zijn naam voor het raam. Het eerste koelelement onder zijn kleine lijfje. Ik voel me moe. En ook weer niet. De kraamzuster komt. We hebben recht op acht uur zorg. Verder willen we graag al onze broers en zussen zien en wat nabije vrienden. We willen graag dat zij Otto kunnen zien. Dus die afspraken worden gepland.

Julie en Alexander komen thuis. Het eerste bezoek komt. We eten met elkaar. En dat voelt zo raar, om aan tafel te zitten eten terwijl een paar meter verderop ons lieve kindje ligt.

Als de kinderen op bed liggen komt er nog meer bezoek. Telkens maar een kwartiertje, omdat we vanwege corona voorzichtig willen zijn. En omdat we graag zoveel mogelijk mensen even zien en spreken.

Dan is het tijd om zelf te gaan slapen. We wisselen het koelelement. Ik haal Otto uit zijn mandje en ik schrik. Hij is zo koud en stijf. Dat gevoel, het gaat door mijn hele lijf. Het verdriet is zo enorm. We wikkelen hem samen weer in, leggen hem terug en doen het mandje dicht.

Ik douche halfzittend en ga dan snel naar bed. Jan Peter wil ook gaan slapen, maar zegt: ‘Is het raar als ik een beneden een lampje aan ga zetten bij Otto? Anders is het bij hem zo donker.’ Ik huil, zijn liefdevolle zorg raakt mij. Natuurlijk moet je dat doen. En zo gebeurt het.

Die nacht slapen wij gek genoeg ook weer goed. Er is rust. God is erbij. Die woensdagochtend komt de fotograaf. Ik zit daar in een jurk. Ik heb mijn best gedaan om er een beetje florissant uit te zien. Verder komen er weer veel mensen langs. Een groot gedeelte van de dag zijn we ook met elkaar, als gezin. Ik rust op de bank. Ik wil niet naar boven. Ik wil niet als kraamvrouw op bed liggen zonder een gevuld wiegje naast mij. Alles schuurt zo. Alles doet zo zeer. En tegelijkertijd giert de adrenaline door mijn lijf en ga ik door.

Die dag zien we Otto hard achteruitgaan. Zijn kleur, zijn huidje. Het gaat te hard om nog lang goed te zien te zijn. Daarom besluiten we dat we die avond zijn mandje sluiten. We bespreken de begrafenis met onze dominee. En het is goed. Het is goed zoals het gaat.

Die avond zien we onze zoon voor de laatste keer. Nog één keer aaien we zijn wangetje, houden we hem vast, kunnen we hem ruiken en voelen. Ik kan het niet. Ik kan hem niet missen. Ik wil dit niet. Alles in mij schreeuwt en beeft en breekt. Mijn kind. Hoe kan dit nu? Hoe moet ik dit nu doen? Hoe kan ik deze weg bewandelen? Dan is het moment daar. We stoppen hem voor de laatste keer zorgvuldig in. Ik knip een stukje af van de doeken waarin hij ligt gewikkeld. We leggen het octopusknuffeltje, dat Julie en Alexander ook hebben, bij hem. We stoppen er ook een tekening van Julie en Alexander in. En dan sluiten we samen het mandje. Ik voel me leeg. Verdord. Kapot. Gebroken.

Toch kunnen we ook die nacht slapen. We zijn dan ook moe en we weten en voelen: God is erbij. Daar houden we ons aan vast.

Liefs Marion

Contact

Stichting Nooit Voorbij

Deel deze blog

Otto

Scroll naar boven